Herken je dit? Je bent als docent voortdurend bezig met het verder finetunen van je onderwijs. Je maakt zelf lesmateriaal als aanvulling op de methode, je verzint projecten, je bedenkt weer nieuwe tentamenvragen, en je denkt na over hoe je die zwakke leerling een steuntje in de rug kunt geven, en die snelle leerling wat extra uitdaging. Dat kost veel extra tijd, maar je houdt van je werk en bent niet voortdurend bezig met de vraag of het nu je eigen tijd is waarin je dit allemaal doet, of dat het nog past binnen je taakuren.
Maar dan komt die bovenschools manager, of die locatiedirecteur, of misschien wel je vakgroepleider. Die hebben ook allemaal ambities: Een nieuw leerlingvolgsysteem, geïntegreerde leerarrangementen, resultaatverantwoordelijke teams, invoering vrije taakmodel, betere aansluiting op vervolgonderwijs, terugdringen uitval, definiëren van een minor, docent-portfolio’s, etc. etc. Ze kunnen het overtuigend brengen en je bent de kwaadste niet, dus je gaat meedoen met zo’n project. En krijgt het nog drukker dan je het al had.
Helaas blijkt het project structuur en afspraken over wie wat doet te ontberen, en daardoor te vervallen in heel veel gepraat, maar weinig concrete resultaten. Bij het tweede project ben je al voorzichtiger. Je doet nog wel mee, maar je kijkt het even aan. De vergaderingen laat je schieten, je wilt eigenlijk alleen een beetje op de hoogte blijven. Je bent helaas niet de enige, dus het project verzandt en sterft een langzame dood.
Bij het derde project denk je: laat ze maar schuiven, ik heb het druk zat met het onderwijs, ik doe niet mee.
Ik denk dat de laatste situatie op scholen veel voorkomt. Directie en management trekken en sjorren aan allerhande projecten. Docenten ontkennen niet dat die projecten belangwekkend zijn, maar hebben al te vaak meegemaakt dat er weinig van terecht kwam. Door schade en schande wijs geworden vertonen ze strategisch ontwijkgedrag en gaan verder met hun werk: onderwijs geven.
Wat te doen?