Eigenlijk is mijn promotie klaar. De tekst van mijn proefschrift is zo goed als gereed. Ik heb geleerd wat er – gegeven mijn onderzoeksvraag – te leren was. Ik ben bezig om het geleerde in praktijk te brengen. Ik geef presentaties en workshops over cultuurverandering, leren en organisatieontwikkeling. Ik begeleid organisaties in verandering. Ik ben zelfs een bedrijf gestart (zie www.unido.nl) om een cent te verdienen aan de opgedane kennis.
Maar formeel ben ik er nog niet. Mijn begeleiders, twee hoogleraren en een hoofddocent, geven nog geen groen licht. Er is daarom ook nog geen onafhankelijk leescommissie die mijn proefschrift gaat lezen (standaard procedure). Hoe dat kan? Ik zit te wachten op een review door een internationaal wetenschappelijk tijdschrift van mijn derde en laatste artikel. De twee andere artikelen zijn eerder in vergelijkbare tijdschriften geplaatst. Vorig jaar juni heb ik het artikel ingediend. Nog steeds geen uitslag.
Ik kan morgen een reactie krijgen van het journal. Als het positief is, kan ik verder en is de promotieplechtigheid waarschijnlijk nog dit jaar. Is het negatief, dan moet ik op zoek naar een ander journal en het daar aanbieden. Die kan twee weken of weer een jaar bezig zijn met de review. En dan duurt mijn promotietraject zomaar nog een jaar extra. O ja, ik moet bij het indienen van een artikel formeel beloven het betreffende artikel niet ook aan een ander journal aan te bieden. Tegelijk aanbieden aan twee journals om zo het proces te versnellen, is geen optie.
Een afwijzing bij een journal zegt op zich niet zoveel over de kwaliteit van het artikel, zo is mij door één van mijn begeleiders verzekerd. De ene reviewer is de andere niet. Ik heb bij een ander artikel als reden voor de afwijzing gehad dat ik een belangrijk schrijver niet had geciteerd. Ik vermoed dat de reviewer zichzelf bedoelde. Later werd het artikel bij een ander journal zonder veel reviewcommentaar geplaatst. Eén van mijn begeleiders, die al wel 100 artikelen geplaatst heeft gekregen, zegt dat hij bij geen van deze artikelen van tevoren kon inschatten of het geplaatst zou worden of niet.
Als je met een artikel door een review heen komt, is het niet gegarandeerd dat het geplaatst wordt. Want een reviewer geeft commentaar waar je iets mee moet. Doe je dat niet naar tevredenheid, dan kan het artikel in de tweede reviewronde alsnog sneuvelen. Dit heb ik een keer aan de hand gehad. Na anderhalf jaar werd mijn artikel alsnog geweigerd. Het kan ook anders, trouwens. Eén van mijn begeleiders vertelde me dat hij een keer letterlijk niets met het reviewcommentaar heeft gedaan en het ongewijzigde artikel opnieuw, bij hetzelfde journal, heeft ingeleverd. Het werd geplaatst.
Een promotietraject is geslaagd als je hebt bewezen een bijdrage te kunnen leveren aan het academisch discours. Vroeger deed je dit met een lijvig boekwerk. Bij sommige academische richtingen is dit nog steeds de praktijk. In deze opzet bepalen alleen de begeleiders en de leescommissie of de promovendus met de inhoud van het werk zo’n bijdrage levert. Op zich geen vreemde gedachte, want zij kennen dit discours. Maar je loopt als begeleider in deze opzet wel een risico, namelijk dat jij het werk voldoende vindt, maar dat de leescommissie en je collega-hoogleraren die het werk later misschien gaan lezen daar heel anders over denken. Dit is in het verleden gebeurd en het gebeurt nog regelmatig. Bij promoveren op artikelen loop je minder risico op zo’n reputatieschade. Je kunt je tegen kritiek effectief verweren door te wijzen op de geplaatste artikelen: het bewijs bij uitstek van de bijdrage aan het academisch discours.
Soms vraag ik me wel eens af wie het meest baat heeft bij het promoveren op artikelen, de promovendus of de begeleiders. Begrijp me goed, ik vind dat je als promovendus echt iets te bewijzen hebt. Maar zo overgeleverd zijn aan de nukken en grillen van een academische cultuur, dat kan niet de bedoeling zijn.