Directies van diverse scholen zijn op dit moment bezig om hun teams van docenten meer verantwoordelijkheden te geven. De gedachte daarachter is dat je het aan docenten moet overlaten hoe het onderwijs vorm te geven, terwijl de directie vooraf de te realiseren resultaten vaststelt, er tijdens het schooljaar voor zorgt dat de faciliteiten op orde zijn en na afloop toetst in hoeverre de resultaten zijn geboekt. “De professionele ruimte” is een term die daarbij wordt gebezigd. Een docent, zo is de gedachte, moet een zekere zelfbeschikking hebben om het onderwijs vorm te geven. Lesgeven is tenslotte een hoogst individueel proces, waarin de aanpak per docent mag verschillen, afhankelijk van zijn of haar persoonlijkheid, kennis en vaardigheden. En omdat je als individuele docent nu eenmaal niet alleen in staat bent een leerling alles bij te brengen wat voor het diploma nodig is, werk je als teamleden samen om dat wel te bereiken.
De afgelopen maanden heb ik onderzoek gedaan op een MBO naar de invoering van resultaatverantwoordelijke teams. Ik zal daar de komende tijd via verschillende invalshoeken meer over vertellen. Eén opmerking van een docent is me in het bijzonder bijgebleven en daarover wil ik in dit bericht alvast wat naar voren brengen. Hij zei: “Het wordt nog wel eens vergeten, dat niet docenten resultaten boeken, maar leerlingen. Leerlingen halen een diploma. Docenten kunnen alleen maar hun best doen om hen aan de eindstreep te brengen.” Dat is een treffende relativering van allerlei organisatorische veranderingen in scholen, en zeker de invoering van resultaatverantwoordelijke teams. Uiteindelijk moeten leerlingen het werk doen: leren.
De kwaliteit van de relatie tussen leerling en school bepaalt in belangrijke mate in hoeverre je als MBO-school bijdraagt aan dat leren. De docent is in het MBO de persoon bij uitstek die deze relatie belichaamt. Als het goed is, kent hij de leerling en kent de leerling hem. Waar je theoretische kennis misschien nog uit een boek of via google kunt verwerven (hoewel het nut voor de beroepspraktijk van ‘kale’ kennis beperkt is!), worden vaardigheden en beroepshouding vooral aangeleerd door voordoen en voorbeeldgedrag. Daar is een goede meester-gezel relatie voor nodig. Ga voor die relatie maar eens resultaten definiëren, dat lukt je niet.
En dan is er ook nog het probleem of leerresultaten wel zijn vast te stellen door het hebben bereikt van de eindstreep. Een andere docent zei: “Ik ben bij sommige leerlingen al erg tevreden als ik ze iets belangrijks over het leven en onze maatschappij heb bijgebracht, waarmee ze zich later misschien toch staande kunnen houden, ook zonder diploma.” Ik denk wel eens: De echte docent kijkt verder dan resultaten.