In 2006 verscheen een bewerking van het proefschrift van Gideon Kunda, getiteld: Engineering Culture. Het bevatte het resultaat van een ‘etnografische reis’ die Kunda in de tachtiger jaren maakte door een hightech bedrijf in Silicon Valley. Etnografie is een manier van het uitvoeren van antropologisch onderzoek naar het alledaagse leven van een groep mensen. De aanpak behelst onder anderen dat de onderzoeker zich op een onopvallende manier in de groep mengt. Kunda vulde dit in door gedurende een half jaar fulltime in de organisatie rond te lopen, vergaderingen en meetings bij te wonen en met allerlei medewerkers een vertrouwensband op te bouwen. Zo kreeg hij een goed zicht op het denken en handelen binnen de organisatie.
Het is een fascinerend proefschrift geworden, dat ontelbare malen door wetenschappers is geciteerd en een grote invloed heeft gekregen op het denken over organisatiecultuur. Eén van de meest interessante onderdelen van Kunda’s onderzoek betreft de doordachte manier waarop het management van dit bedrijf de cultuur probeerde te beïnvloeden, en de manier waarop de medewerkers op die beïnvloeding reageerden. Het management beschouwde de cultuur als een aspect van de organisatie dat door een uitgekiend beheersingssysteem kon worden beïnvloed met als doel om het bedrijfsresultaat te verbeteren. De strategie bestond uit pogingen om de ervaringen, gedachten en gevoelens van de medewerkers te beheersen door middel van het voortdurend voorhouden van de normen en waarden die van belang gevonden werden. Geen concrete voorschriften hoe in een bepaalde situatie te handelen, maar een beïnvloeding op het niveau van het ‘self’, zoals Kunda dat noemde. Door de beïnvloeding op dat niveau zouden de medewerkers het vereiste gedrag gaan vertonen, zo was dat theorie. De ideale medewerker zou iemand zijn die de organisatiedoelen en waarden cognitief en affectief zou hebben geïnternaliseerd. Daardoor zou het niet langer nodig zijn om strikte en rigide externe managementmechanismes te gebruiken; Medewerkers zouden vanuit een innerlijke drive het goede doen, was de gedachte.
Het management van dit bedrijf stond in deze opvatting niet alleen. Ze was toen en ook nu nog één van de dominante stromingen in het denken over organisatiecultuur. Ze wordt ook in het Nederlandse organisatieleven breed aangehangen en wordt het “corporate culture”-denken genoemd. Daarbij wordt de organisatiecultuur in de eerste plaats gezien als een set van waarden en normen die een uitwerking zijn van de organisatiestrategie. Het streven is het creëren van eenduidigheid in gedrag, het gewenste resultaat is een ‘sterke cultuur’. Hoe sterker de cultuur, hoe meer het bedrijf als één geheel opereert, en hoe beter de geformuleerde strategie gerealiseerd wordt. Uitingen van het management karakteriseerde Kunda als sterk ideologische gekleurd, met een duidelijke voorliefde voor hyperbolen, abstracties en metaforen. Om eens een paar, ook voor ons herkenbare voorbeelden te geven: “Working hard, having fun”, “Wij moeten de klant centraal stellen”, “Ondernemerschap zit in onze genen”, “De student komt bij ons op de eerste plaats”, “Wij leveren een bijdrage aan het succes van onze klant”, etc. etc.
Kunda ontdekte dat de medewerkers van dit bedrijf een nogal ambigue houding vertoonden ten opzichte van de corporate culture. Bovendien bleek dat het streven naar een sterke, eenduidige cultuur een aantal vervelende bijwerkingen had, waardoor het bedrijf over de rand van de afgrond werd geduwd en ophield te bestaan. In een volgende weblog zal ik dieper ingaan op deze twee ontdekkingen. Deze weblog wil ik afsluiten met een mooi citaat van Kunda in de conclusie van zijn boek: “The evidence suggests that though many employees maintain a sense of freedom, they also experience a pull that is not easy to combat, an escalating commitment to the corporation and its definitions of reality, coupled with a systematic and persistent attack on de boundaries of their privacy.” Het is een impliciete waarschuwing: ”Pas een beetje op dat een organisatie niet teveel kenmerken van een dictatuur gaat vertonen”. Het moet met andere woorden wel een beetje menswaardig blijven…